Zeven interventiestrategieën

Na de beleidsanalyse, doelbepaling en doelgroepanalyse volgt in het CASI-traject de keuze voor een strategie voor gedragsverandering.

Zeven interventiestrategieën

Hieronder lees je een samenvatting van de 7 interventiestrategieën. Je vindt de volledige versie met verschillende manieren om ze uit te voeren op de interventiekaarten

1. Omgaan met aversie en scepsis

Als je probeert om het gedrag van mensen te veranderen, kunnen verschillende soorten weerstand optreden. Aversie ontstaat door het gevoel geen of weinig keuzevrijheid te hebben. Van scepsis is sprake wanneer iemand twijfelt aan het nut van de gedragsverandering of de boodschapper wantrouwt. Voor een succesvolle veranderpoging is het van belang om deze weerstanden weg te nemen. Dat kun je bijvoorbeeld doen door begrip te tonen, mensen keuzes te geven of garanties te bieden.

2. Gedrag behapbaar maken

Mensen zullen eerder het gewenste gedrag vertonen als het makkelijk is om te doen. Het helpt dus als je gedrag behapbaar maakt. Dat kan door concreet handelen te stimuleren of mensen een duwtje in de goede richting te geven. Je kunt gedrag behapbaar maken door mensen te helpen met stappenplannen en herinneringen of een standaardkeuze in te stellen.

3. Gevoel van kunnen vergroten

Vertrouwen in je eigen kunnen, verhoogt de kans dat je het daadwerkelijk gaat doen. Deze inschatting van je eigen vaardigheden heeft een grote invloed op je motivatie, doorzettingsvermogen en uiteindelijke prestaties. Andersom is denken dat je het níet kunt, juist een belangrijk obstakel voor gewenst gedrag. Je kunt het gevoel van kunnen vergroten door complimenten te geven of vergelijkbare anderen te tonen die laten zien hoe het moet.

4. Inspelen op identiteit

We hebben een grote innerlijke behoefte aan een positief zelfbeeld. Zelfbeeld kan daardoor een krachtige drijfveer zijn voor gedrag. Wanneer iemands identiteit wordt bedreigd, kan er juist weerstand optreden. Verschillende interventies benutten dit gegeven om gedrag te veranderen.  Denk bijvoorbeeld aan een verzoek persoonlijk maken of de trots en waarden van mensen aanspreken.

5. Sociaal beïnvloeden

Mensen zijn meer geneigd om het doelgedrag te vertonen als ze vinden of zien dat het een sociale norm is. Daarbij zijn we vooral heel gevoelig voor de invloed van mensen uit onze directe omgeving. Ook misvattingen over wat anderen denken of doen kunnen ons gedrag beïnvloeden. Er zijn verschillende manieren om mensen sociaal te beïnvloeden, zoals laten zien dat  het doelgedrag vaak vertoond wordt door mensen in hun omgeving of opinieleiders en rolmodellen in te schakelen.

7. Associaties en emoties aan gedrag koppelen

Je kunt het gewenste gedrag voor mensen aantrekkelijker maken door positieve associaties en emoties aan dit gedrag te linken.. Je kunt ook negatieve emoties of associaties aan ongewenst gedrag koppelen, maar let dan goed op de juiste uitvoering! Je kunt positieve associaties en emoties  overbrengen door de boodschap overtuigend te framen en aantrekkelijke of betrouwbare boodschappers te gebruiken. Of je kunt inspelen op gevoelens van angst of spijt mits je daarbij een concreet handelingsperspectief biedt.

8. Doelgericht kennis overdragen

Kennis kan helpen als mensen gedragsmogelijkheden tegen elkaar afwegen. Communiceer daarom bijvoorbeeld de voor- en nadelen van bepaald gedrag. De kennis die je overbrengt, moet relevant zijn en passen bij hun situatie. Je kunt dit doen door informatie op maat aan te bieden, risico’s concreet te maken en gedrag te laten ervaren.