Gedragsbepalers: welke factoren bepalen gedrag
Een strategie voor gedragsverandering maken? Dan moet je eerst weten welke factoren menselijk gedrag bepalen. Deze gedragsbepalers komen uit de Handleiding CASI (bladzijde 49).
Weerstand
Weerstand is een sterk motief om gedrag niet te vertonen. Er zijn drie vormen. Het is belangrijk om ze in de juiste volgorde weg te nemen:
- Aversie: mensen voelen zich gedwongen tot verandering en verzetten zich om het gevoel van autonomie terug te krijgen.
- Scepsis: mensen zijn niet overtuigd van het nut van de verandering of wantrouwen de afzender en komen met tegenargumenten.
- Inertia: mensen zijn passief, omdat de interesse in verandering ontbreekt of zeer tegenop zien.
Vraag: Speelt (een vorm van) weerstand een belangrijke rol? Kun je deze weerstand tegen gedragsverandering verminderen?
Zelfbeeld
Het beeld dat we van onszelf hebben, is een belangrijke bepaler van ons gedrag en hangt nauw samen met onze waarden. Wanneer gedrag in lijn ligt met ons zelfbeeld, zijn we eerder intrinsiek gemotiveerd. Je kunt een bestaand zelfbeeld makkelijker activeren dan veranderen. Als het doelgedrag niet past bij ons zelfbeeld, is de kans daarom kleiner dat we het gaan vertonen.
Vraag: Hoe belangrijk is het gedrag voor het zelfbeeld? Op welke waarden van mensen kun je inspelen?
Automatische reacties en onbewuste associaties
Veel van ons gedrag doen we automatisch, zonder dat we hoeven na te denken of een bewuste keuze hoeven te maken. Denk aan praten, eten, slapen. Ook communicatie roept onbewust (en soms onbedoeld) associaties op. Zo kunnen beelden van mensen in nood weerzin oproepen in plaats van medeleven en zo leiden tot een automatische vermijdingsreactie. Het is vaak makkelijker om wenselijke automatismen te benutten dan om ongewenst automatisch gedrag te doorbreken.
Vraag: Zijn er automatische reacties of onbewuste associaties die het gedrag oproepen? Welke kun je benutten of veranderen?
Emoties
Specifieke gevoelens, zoals angst, blijdschap of verbazing, zijn een belangrijke motivatie voor gedrag. Emoties kunnen ontstaan wanneer belangrijke waarden of behoeften worden aangesproken of bedreigd. Bij heftige emoties staan mensen niet meer open voor een inhoudelijke boodschap. Het is dan belangrijk om de bron van de emoties te achterhalen. Voorgestelde emoties zijn beter te beïnvloeden dan emoties die mensen direct ervaren. Door emoties te erkennen of op te roepen, kun je hun invloed op gedrag verzwakken of juist versterken.
Vraag: In hoeverre spelen emoties een rol bij het gedrag? Waar kun je op inspelen?
Sociale omgeving
De mensen om ons heen beïnvloeden ons gedrag: familie, vrienden en collega’s, maar ook mensen die we als autoriteit zien. Twee normen spelen hierbij een rol:
- Injunctieve norm: de perceptie van wat voor ons belangrijke men- sen gewenst gedrag vínden. Dit komt niet altijd overeen met de (wettelijke) regels.
- Descriptieve norm: de perceptie van wat deze andere mensen dóen.
Als deze twee normen verschillen, dan heeft de descriptieve norm meestal een sterker effect op gedrag dan de injunctieve norm of de regels.
Vraag: Hoe beïnvloeden anderen het gedrag? Van welke normen kun je gebruikmaken?
Fysieke omgeving
Het ontwerp van de omgeving bepaalt hoe mensen keuzes maken, zowel online als offline. Dit wordt keuze-architectuur genoemd. Die is nooit neutraal en duwt mensen in een bepaalde richting. Zo kan gedrag moeilijker of makkelijker worden door obstakels (verkeersdrempels) of hulpmiddelen (keuzehulp) in de omgeving. Ook kan de omgeving een bepaalde gedragsnorm communiceren, bijvoorbeeld: een rommelige straat zegt dat asociaal gedrag mag. Een ingreep in de fysieke omgeving kan aandacht trekken en ander gedrag stimuleren.
Vraag: Hoe beïnvloedt de fysieke omgeving het gedrag? Kun je omgevingselementen aanpassen?
Kunnen
Als mensen het gedrag kunnen ver- tonen, zullen ze dat ook eerder doen. Omgekeerd vormt ‘niet kunnen’ een belemmering. Iets kunnen is afhanke- lijk van vaardigheden, middelen en de situatie (denk aan tijd en stress). Ook het gevoel dat je het kunt (eigen effectiviteit) speelt een grote rol. Het gevoel competent te zijn, is belangrijk voor intrinsieke motivatie. Dit gevoel is makkelijker te beïnvloeden dan vaardigheden en middelen.
Vraag: In hoeverre zijn mensen in staat om hun gedrag te veranderen?
Kennis
Weten wat de voor- en nadelen van bepaald gedrag zijn, helpt bij het maken van keuzes. Daaronder valt ook kennis over risico’s van gedrag. Kennis kan dus de houding ten aanzien van het gedrag beïnvloeden. Echter, niet alle kennis is belangrijk om een afweging te maken.
Zoek naar wat relevant is voor je doelgroep. Je kunt nieuwe kennis overbrengen, maar ook proberen om misvattingen te corrigeren. Let op: (meer) correcte kennis leidt niet automatisch tot het gewenste gedrag.
Vraag: Weten mensen voldoende over het gedrag? Zijn er misvattingen die je moet wegnemen?
Houding
Als mensen positief staan tegenover gedrag, zullen ze het eerder uitvoeren, vooral als het iets nieuws is. Naast weten wat voor- en nadelen van gedrag zijn, gaat het vooral om de waarde die eraan wordt toegekend. Wanneer we iets belangrijk vinden om te doen, zijn we intrinsiek gemotiveerd. Er kan echter wel een verschil zitten tussen iemands houding en zijn/haar gedrag, bijvoor- beeld vanwege belemmeringen in de omgeving of het eigen kunnen. Ook het beïnvloeden van risico- perceptie kan relevant zijn voor de houding.
Vraag: Hoe staan mensen tegenover het gedrag? Kun je de afweging van voor- en nadelen beïnvloeden?
Downloaden
Een pdf met een overzicht van deze gedragsbepalers kan je vinden bij de werkbladen en hulpmiddelen CASI.